Wie was de Krimpense steenbakker/burgemeester Baltus Koker? Zijn levensverhaal is een filmscript waardig en te lang om in compacte versie in één editie te plaatsen, daarom staat in het derde deel over de steenplaatsen in Krimpen in Van Yssel tot IJssel van Historische Kring Krimpen aan den IJssel, het eerste deel over zijn leven als burgemeester; een soort van deel 3a. In een volgende editie volgt de rest.
Nadat ik me verbaasd had over zijn handel en wandel, die breeduit wordt gemeten in de Surinaams bladen van toen, ontdekte ik per ongeluk dat de notaris-curator na zijn dood alle archiefstukken in Broek in Waterland had bezorgd, omdat zijn vader daar vandaan kwam. Dit archief leverde een schat aan vertrouwelijke informatie en beeldmateriaal op, waar ik dankbaar gebruik van kan maken om dit ingrijpende levensverhaal naar buiten te brengen. Daarnaast is er heel veel bijvangst, zoals schitterend uitgewerkte plannen voor een alternatieve oeververbinding met een transbordeur over de IJssel en plannen voor stoomomnibus- of treinverbinding van Rotterdam naar Schoonhoven. Maar daarover wordt later apart aandacht aan geschonken.
Baltus Koker
Baltus Koker wordt in 1869 geboren in Lochem, waar zijn vader Jan gemeentesecretaris is. Zijn moeder sterft jong, waardoor Baltus en zijn zus na een kort verblijf in Gouda worden opgevoed door zijn stiefmoeder. Zijn vader Jan, zoon van de rijke burgemeester en koopman Koker van en uit Broek in Waterland, wordt gemeentesecretaris in Driebergen, waar Baron van Heemstra de scepter zwaait die kinderen heeft van Baltus leeftijd.
Jan stoomt zijn zoon Bal klaar voor het gemeentebestuurlijk vak. Hij dwingt hem als kind om zijn inkomsten en uitgaven keurig op te schrijven in een kasboek. Bal studeert bestuurskunde en is in 1895 als 25-jarige niet alleen gepokt en gemazeld als hij benoemd wordt als burgemeester van Krimpen aan den IJssel, maar ook voor het ondernemerschap.
Koker trouwt Anne Maria Lans, de dochter van de invloedrijke Capelse familie, die hij eerder als Capels gemeenteambtenaar had leren kennen, haar vader steenfabrikant en reder Bertus was daar wethouder.
Daardoor kan hij de steenfabriek aan het Veerpad in Krimpen verkrijgen met de dijkwoning waar eerder zijn bestuurlijke voorgangers woonden.
Hun eerste zoon Jan wordt daar geboren maar heeft, wat we tegenwoordig 'een afstand tot de arbeidsmarkt' noemen, hij wordt jong naar een opvoedingsinstituut gestuurd.
Baltus volgt Anna, als die met hun dochter Krimpen verlaat om haar stervende vader in Capelle bij te staan, naar haar ouderlijke woning bij de Oude Steenplaats (nu restaurant ’t Perceel). Ze krijgen daar hun derde dochter.
Koker speelt een belangrijke rol in de beëindiging van de steenfabrieken van de familie in Krimpen en Capelle, nadat zijn zwager Jan, die de directie voer over de steenfabrieken, zelfmoord pleegt en zijn schoonvader Bertus sterft. Hij houdt de bijbehorende rietmattenfabriek voor zichzelf. Daarna probeert hij in Capelle vergeefs ook een acethyleenfabriek op te starten. Na de verkoop van de Oude Plaats, verhuist het gezin naar Rotterdam Kralingen.
Zijn vrouw heeft het met hem gehad als hij zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in een zakelijk avontuur stort, waar het hoofd van de Britse inlichtingendienst niet gelukkig van wordt. Het gaat om de productie van 100.000 blikken goulash voor het Duitse leger in de keuken van het hotel van een rederij, waarvan het Britse inlichtingenhoofd directeur is.
Als dat tijdens een inspectie wordt ontdekt moeten Baltus en zijn zakenpartners er direct mee stoppen, als het NRC erover schrijft valt de landelijke pers over hem heen: het wordt bekend als de goulash-affaire. Als burgemeester kan zoiets niet en daarom neemt hij na een stevig gesprek in Den Haag 'eervol ontslag'.
In de olie
Vervolgens besluit Baltus het over een andere boeg te gooien. Nadat hij een tijdje in een Haags hotel heeft gebivakkeerd en heeft samengewerkt met internationaal opererende handelspartners om vertegenwoordigen van producenten in het buitenland te verkrijgen, verkast hij naar Brussel, waar hij goud- en aardolieconsessies gaat kopen in Suriname. Dat gaat gepaard met vaak op en neer passagieren op cruiseschepen, manipuleren met aandelen en vriendjespolitiek (gouverneur Van Heemstra was zijn jeugdvriend in Driebergen).
Hij krijgt tegenwerking uit een onverwachte hoek als hij een consessie voor heel Suriname op zak heeft, waarbij politicus, tevens directeur bij Shell, Hendrik Colijn, later premier van Nederland, een bedenkelijke rol speelt. Ook nadat bij proefboringen de aardolie uit de grond spuit en kapitaal moet worden aangetrokken om de bron te gaan exploiteren.
Zover komt het niet, Baltus sterft in 1929 in het Burgerziekenhuis in Amsterdam op het moment dat het erop lijkt dat hij de financiering voor olie-exploitatie samen met zijn zakenpartner Moelaart voor elkaar krijgt.
De gouverneur die Van Heemstra opvolgt heeft andere ideeën over de manier waarop oliewinsten moeten worden verdeeld, waardoor de kansen op hun aardoliemonopolie in Suriname de mist in gaan. Koker wordt postuum failliet verklaard en raakt in de vergetelheid.
Met zijn overlijden sterven hun initiatieven een zachte dood en gaan de exploitatieplannen in de koelkast, terwijl oliewinning Suriname rijk had kunnen maken. Pas een eeuw na dato ontdekte men hoeveel aardolie in Suriname en Guyana te vinden is en dat dit een game changer kan zijn voor de economische malaise waarin de voormalige Nederlandse kolonie nu verkeert. Tenzij Venezuela de kustgebieden confisqueert, want de grote meerderheid van de bevolking daar vindt dat Guyana bij Venezuela hoort.
De curators van Bal Koker zijn Moelaart en een Amsterdamse notaris. Het archief van Koker wordt door dit notariskantoor afgeleverd in Broek in Waterland, waar de familie vandaan komt en beland in het Waterlandarchief in Purmerend.
Reactie plaatsen
Reacties